Spaans H1 en H2
Studied by 0 people
Learn
Practice Test
Spaced Repetition
Match
Flashcards1/187
Earn XP
Description and Tags
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
|---|
No study sessions yet.
188 Terms
juist/ goed
correcto, correcta
informatica
Informática
het adres
la dirección
het leerjaar
el curso
gaan zitten
sentarse
denken
pensar
belangrijk
importante
slecht
mal/o
altijd
siempre
nou, dus
pues
de persoon
la persona
Frans
Francés
de radio
la radio
de televisie
la televisión
de tekening
el dibujo
het uur
la hora
de lijst
la lista
de nationaliteit
la nacionalidad
de jongen
el chico
het meisje
la chica
de verpleegkundige (m)
el enfermero
de verpleegkundige (v)
la enfermera
de leraar
el profesor
de lerares
la profesora
de maand
el mes
de boodschap, het bericht
el mensaje
het meervoud
el plural
het enkelvoud
el singular
geschikt/ passend
adecuado, adecuada
veel
mucho, mucha
heel
todo, toda
de gymnastiek
la educación física
oud
viejo, vieja
lang (van mensen)
alto, alta
lang (van dingen)
largo , larga
nieuw
nuevo, nueva
beroemd
famoso, famosa
het park
el parque
de rivier
el río
de boom
el árbol
culturele en kunstzinnige vorming
Educación plástica
de foto
la foto
de trein
el tren
wat goed!
¡qué bien!
hier
aquí
de straat
la calle
het plein
la plaza
oké
vale
de sociale wetenschappen
las ciencias sociales
natuurwetenchappen
las ciencias naturales
de muziek
la música
rond de, in de buurt van
alrededor de
links (van)/ naar links
a la izquierda (de)
rechts (van)/ naar rechts
a la derecha (de)
de dierentuin
el zoo
het zwembad
la piscina
de bibliotheek
la biblioteca
de politie
la policía
de discotheek
la discoteca
de achternaam
el apellido
wiskunde
matemáticas (las)
de groet
el saludo
de ochtend
la mañana
de kantine
la cafetería
het broodje
el bocadillo
het snoep
los dulces
de sap
el zumo
de middag, de vroege avond
la tarde
de activiteit
la actividad
de maandag
el lunes
de dinsdag
el martes
de woensdag
el miércoles
de donderdag
el jueves
de vrijdag
el viernes
de zaterdag
el sábado
de zondag
el domingo
de middelbare school
el instituto
de school
el colegio, la escuela
het schoolvak
la asignatura
de pauze
la pausa
de lunchpauze
el recreo
het lesrooster
el horario
de minuut
el minuto
verschillend, anders
diferente
het ding
la cosa
bekijken
mirar
gebruiken
usar
werken
trabajar
aanvullen
completar
leren/ studeren
estudiar
doorgaan
continuar
wonen/ leven
vivir
vertrekken/ uitgaan
salir
de uitdrukking
la expresión
vragen
preguntar
de grammatica
la gramática
ik ben 11/ 12/ 13 jaar
tengo once, doce, trece años
hoe heet je?
¿cómo te llamas?
het huiswerk
los deberes
de oefening
el ejercicio
Note 
Flashcards (30)