erreurs courantes: comparez le néerlandais et le français

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/186

flashcard set

Earn XP

Description and Tags

French

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

187 Terms

1
New cards
attirer l’attention sur qqch
de aandacht trekken op iets
2
New cards
une situation anormale
een abnormale situatie
3
New cards
une idée abstraite
een abstract idee
4
New cards
un problème aigu
een acuut probleem
5
New cards
un directeur adjoint
een adjunct-directeur
6
New cards
un comptable travaille dans le service de comptabilité
een accountant werkt op de dienst van de boekhouding
7
New cards
placer une annonce dans le journal
een advertentie in de krant plaatsen
8
New cards
êtes-vous d’accord avec cette proposition?
gaat u akkoord met dit voorstel?
9
New cards
evitéz les boissons alcoolisées
vermijd alcoholische dranken
10
New cards
applaudir longuement - nous applaudissons
lang applaudisseren - wij applaudisseren
11
New cards
un athlète - le championnat de l’athlétisme
een atleet - het atletiekkampioenschap
12
New cards
consulter les archives
het archief raadplegen
13
New cards
présenter une attestation
een attest voorleggen
14
New cards
vivre une aventure
een avontuur beleven
15
New cards
la base pour une bonne relation
de basis voor een goede relatie
16
New cards
commenter les nouvelles
het nieuws becommentariëren
17
New cards
critiquer une attitude
een houding bekritiseren
18
New cards
conclure un accord, conclure une affaire
een akkoord sluiten, besluiten iets te doen
19
New cards
porter des lunettes
een bril dragen
20
New cards
mon salaire brut
mijn brutoloon
21
New cards
les Français sont très chauvins
de fransen zijn erg chauvinistisch
22
New cards
son père est chimiste
zijn vader is chemicus
23
New cards
un produit chimique
een chemisch product
24
New cards
sa mère est chirurgienne
haar moeder is chirurge
25
New cards
j’aime le chocolat
ik hou van chocolade
26
New cards
en l’an 500 avant Jésus Christ
in het jaar 500 voor Christus
27
New cards
le cercle est rond
de cirkel is rond
28
New cards
pourrais-tu classer ces papiers?
kan je deze papieren klasseren?
29
New cards
la combinaison parfaite
de perfecte combinatie
30
New cards
un fauteuil confortable
een comfortabele zetel
31
New cards
il est important de communiquer là-dessus
het is belangrijk hierover te communiceren
32
New cards
une composante importante
een belangrijke component
33
New cards
tu sais bien travailler à l’ordinateur?
kan jij goed werken met de computer?
34
New cards
saisir des données à l’ordinateur
gegevens invoeren op de computer
35
New cards
faire concurrence à une entreprise
een bedrijf beconcurreren
36
New cards
résoudre un conflit
een conflict oplossen
37
New cards
un parti conservateur - une attitude conservatrice
een conservatieve partij - een conservatieve houding
38
New cards
un consommateur - la société de consommation
een consument - de consumptiemaatschappij
39
New cards
ici, il faut payer au comptant
hier moet u contant betalen
40
New cards
annuler le contrat
het contract opzeggen
41
New cards
coordonner les choses
de zaken coördineren
42
New cards
un politicien corrompu
een corrupt politicus
43
New cards
mettre les mots en italique
woorden cursief zetten
44
New cards
débattre d’un sujet
over een onderwerp debatteren
45
New cards
le frigo est en panne. il ne fonctionne plus
de koelkast is defect. ze werkt niet meer
46
New cards
le distributeur est hors service
de automaat is buiten dienst
47
New cards
comment définnissez-vous cela?
hoe definieert u dat?
48
New cards
déposer plainte
een klacht neerleggen
49
New cards
un détaillant - un grossiste
een detailhandelaar - een groothandelaar
50
New cards
établir le diagnostic
de diagnose stellen
51
New cards
le chef d’orchestre mène l’orchestre
de dirigent leidt het orkest
52
New cards
un dirigeant
een bedrijfsleider
53
New cards
vous en avez déjà discuté avec lui?
hebt u daar al over gediscussieerd met hem?
54
New cards
un enseignant - l’enseignement
een leerkracht - het onderwijs
55
New cards
une institutrice dans l’enseignement primaire
een schooljuf in het lager onderwijs
56
New cards
un prof dans l’enseignement secondaire
een leraar in het middelbaar onderwijs
57
New cards
un chargé de cours à l’école supérieure
een docent aan de hogeschool
58
New cards
un prof d’université
een professor aan de universiteit
59
New cards
un professional - un vrai pro
een professional
60
New cards
une douzaine d’oeufs
een dozijn eieren
61
New cards
une dizaine de candidats
een tiental kandidaten
62
New cards
la drogue est mauvaise pour la santé
drugs zijn ongezond
63
New cards
un cas douteux
een dubieus geval
64
New cards
vous devez demander un double de cette attestation
u moet een dubbeltje van dit attest aanvragen
65
New cards
la drogue a un effet sur la santé
drugs hebben een effect op de gezondheid
66
New cards
cette thérapie n’a pas eu beaucoup d’effet
die therapie heeft niet veel effect gehad
67
New cards
un moyen efficace
een efficiënt middel
68
New cards
une étape - une étape intermédiaire
een etappe - een tussenstap
69
New cards
faisons une expérience
laat ons een experiment doen
70
New cards
les exportations d’une entreprise
de export van een bedrijf
71
New cards
une firme import-export
een import-exportfirma
72
New cards
la balance commerciale est en équilibre
de handelsbalans is in evenwicht
73
New cards
est-ce que tu as fait cela exprès?
heb je dat met opzet gedaan?
74
New cards
un train express
een exprestrein
75
New cards
elle estr très extraverti, son frère est plutôt introverti
zij is heel extrovert, haar broer is eerder introvert
76
New cards
la panne est due à un défaut de fabrication
het defect is te wijten aan een fabricagefout
77
New cards
l’entreprise a fait faillite
het bedrijf is failliet gegaan
78
New cards
quel est ton film favori?
wat is jouw favoriete film?
79
New cards
et quelle est ta chanteuse favorite?
en wat is jouw favoriete zangeres?
80
New cards
avoir des problèmes financiers
financiële problemen hebben
81
New cards
sa situation financière n’est pas rose
zijn financiële toestand is niet rooskleurig
82
New cards
qui va financier ce projet?
wie zal dit project financieren?
83
New cards
le fisc perçoit les impôts auprès des citoyens
de fiscus int de belastingen van de burgers
84
New cards
voulez-vous remplir ce formulaire?
wilt u dit formulier invullen?
85
New cards
regarde un peu ce que j’ai photographié
kijk eens wat ik gefotografeerd heb
86
New cards
il faut affranchir les lettres
brieven moet u frankeren
87
New cards
les fondations d’une maison
de funderingen van een huis
88
New cards
pouvez-vous me garantir cela?
kunt u mij dat garanderen?
89
New cards
nous vous le garantissons
wij garanderen het u
90
New cards
c’est gratuit
het is gratis
91
New cards
vous pouvez y entrer gratuitement
je kunt daar gratis binnen
92
New cards
salut, bonjour
hallo, goedemorgen
93
New cards
bonjour, x à l’appareil. que puis-je faire pour vous?
hallo, x hier. Hoe kan ik u helpen?
94
New cards
vous devez régulièrement réviser la matière
u moet de leerstof regelmatig herhalen
95
New cards
pourriez-vous le répéter encore? je ne l’ai pas bien entendu
kunt u dat nog eens herhalen? ik heb het niet goed gehoord
96
New cards
pouvez-vous vous identifier à l’aide de votre permis de conduire ou votre carte d’identité?
kunt u zich identificeren met uw rijbewijs of uw identiteitskaart?
97
New cards
j’ai fait mes humanités à Bruges
ik heb mijn humaniora gedaan in Brugge
98
New cards
une hôtesse de l’air va vous assister pendant le vol
een airhostess zal u bijstaan tijdens de vlucht
99
New cards
cela implique quand même quelques conséquences
dat impliceert toch wel een paar gevolgen
100
New cards
vous avez intérêt à soigner votre image
u heeft er belang bij uw imago te verzorgen