Voc 1.2.c-2.0

creo que… (creer)

ik geloof dat …

en grupos de tres

in groepen van drie

frase (f)

de zin

frases útiles (f)

de nuttige zinnen

grupo (m)

de groep

más

meer

no

nee

no sé (saber)

ik weet (het) niet

p. (la página)

p. (de bladzijde)

para la clase

voor in de les

pregunta por

vraag naar (gebiedende wijs)

sí

ja

significa (significar)

het betekent

clasificación (f)

de indeling, de classificatie

coinciden (coincidir)

ze komen overeen

economía (f)

de economie

opción (f)

de optie

puede haber (poder)

het kan dat er … zijn

varias opciones (f)

verschillende opties

vuestras clasificaciones (f)

jullie indelingen

¿Cómo se forma el plural? (formar)

Hoe wordt het meervoud gevormd?

¿Puedes reconocer…? (zc)

Kun je … herkennen?

añade

voeg toe (gebiedende wijs)

artículo (m)

het lidwoord

catálogo (m)

de catalogus

completa

vul aan (gebiedende wijs)

el / la

de, het (bepaald lidwoord)

femenino

vrouwelijk

género (m)

het geslacht

masculino

mannelijk

ojo (m)

oog; hier: let op

otros sustantivos se aprenden (aprender)

andere zelfstandige naamwoorden worden geleerd

para cada caso

voor elk geval

plural (m)

het meervoud

por la terminación (f)

aan de uitgang

singular (m)

het enkelvoud

sustantivo (m)

het zelfstandig naamwoord

tabla (f)

het schema

un ejemplo más

nog een voorbeeld

añadir

toevoegen

busca

zoek (gebiedende wijs)

clasifícalos

deel ze in (gebiedende wijs)

palabras que ya conoces (conocer) (f)

woorden die je al kent

puedes (poder)

je kunt

según el género

naar geslacht

también

ook

ya

al

cadena (f)

de ketting

en cadena (f)

hier: kettingoefening

la siguiente forma (f)

de volgende vorm

palabra (f)

een woord

una palabra nueva (f)

een nieuw woord

una persona dice (decir) (f)

een persoon zegt

y así sucesivamente

enzovoort

del uno al diez

van één tot tien

diez palabras (f)

tien woorden

en español

in het Spaans

escribe

schrijf (gebiedende wijs)

mis palabras favoritas (f)

mijn lievelingswoorden

numéralas

nummer ze (gebiedende wijs)

que te parecen útiles (parecer)

die je nuttig lijken

¿Cuáles son las palabras favoritas…?

Wat zijn de favoriete woorden …?

cada persona presenta (presentar) (f)

iedere persoon leest … voor

las de la clase

hier: die van de klas

sus palabras (f)

zijn/haar woorden

un/a voluntario/-a las apunta (apuntar)

een vrijwilliger/vrijwilligster schrijft ze op

¿Con qué países…? (m)

Met welke landen …?

¿De dónde eres? (ser)

Waar kom je vandaan?

¿Qué relacionas con él? (relacionar)

hier: Waar denk je hierbij aan?

alguno de estos países

een van deze landen

bebida (f)

het drinken

café (m)

de koffie

comida (f)

het eten

feria gastronómica (f)

de gastronomiebeurs

mapa (m)

de kaart

mate (m)

de mate (Argentijnse thee)

mundo hispano (m)

de Spaanstalige wereld

país (m)

het land

se celebra (celebrar)

wordt gehouden, houdt men

taco (m)

de taco

¿De dónde son? (ser)

Waar komen ze vandaan?

en la inscripción (f)

bij de inschrijving/aanmelding

participante (m/f)

de deelnemer/deelneemster

se presentan algunos participantes (m)

melden een aantal deelnemers zich aan

datos que faltan (faltar) (m)

de gegevens die ontbreken

nombre (m)

de naam

¿De dónde es usted? (ser)

Waar komt u vandaan?

¿De qué empresa?

Van welk bedrijf?

apellido (m)

de achternaam

categoría (f)

de categorie

de apellido (m)

als achternaam

estas preguntas (f)

deze vragen

contrastar

contrasteren

después

daarna, dan

él / ella

hij / zij

ellos / ellas

zij (meervoud)

enfatizar

benadrukken

escuela

de school

forma (f)

de vorm

formas del verbo que faltan (faltar) (f)

de vormen van het werkwoord die ontbreken