Frans H4
0.0(0)
Learn
Practice Test
Spaced Repetition
Match
FlashcardsCard Sorting
1/183
Study Analytics
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
|---|
No study sessions yet.
184 Terms
1
New cards
les sous
de centen, het geld
2
New cards
épargner
sparen
3
New cards
gérer
beheren, managen
4
New cards
faire des économies
sparen
5
New cards
mettre de côté
opzijzetten
6
New cards
verser de l’argent
geld storten
7
New cards
garder
houden, bewaren
8
New cards
l’intérêt
de rente
9
New cards
les revenus
de inkomsten
10
New cards
le rapport à
het verband met
11
New cards
discerner
onderscheiden
12
New cards
se rendre compte de
zich realiseren
13
New cards
décrocher
(iets) binnenhalen
14
New cards
avoir tendance à
de neiging hebben om
15
New cards
rapporter
opbrengen
16
New cards
avouer
toegeven, opbiechten
17
New cards
l’entourage
de omgeving
18
New cards
entier(-ère)
(ge)heel
19
New cards
maîtriser
beheersen
20
New cards
équiliber
in evenwicht brengen
21
New cards
réduire
verminderen
22
New cards
définir
vaststellen
23
New cards
arriver à
erin slagen
24
New cards
les loisirs
de vrije tijd
25
New cards
les ressources
de inkomsten
26
New cards
les dépenses
de uitgaven
27
New cards
l’achat
de aankoop
28
New cards
falloir
moeten, nodig hebben
29
New cards
reconnaître
hier: erkennen
30
New cards
désormais
voortaan
31
New cards
pour que
opdat
32
New cards
en revanche
integendeel
33
New cards
grâce à
dankzij
34
New cards
autant de
evenveel
35
New cards
la moitié
de helft
36
New cards
en fonction de
al naargelang, op grond van
37
New cards
gérer son budget
zijn budget beheren
38
New cards
faire des économies
sparen
39
New cards
verser de l’argent
geld storten
40
New cards
le compte en banque
de bankrekening
41
New cards
mettre de côté
opzijzetten
42
New cards
les revenus
de inkomsten
43
New cards
dépenser
uitgeven
44
New cards
l’intérêt
de rente
45
New cards
garder
houden, bewaren
46
New cards
les sous
de centen, het geld
47
New cards
avouer
toegeven
48
New cards
compliqué
ingewikkeld
49
New cards
maîtriser
beheersen
50
New cards
équilibrer
in evenwicht brengen
51
New cards
réduire
verminderen
52
New cards
définir
vaststellen
53
New cards
les dépenses
de uitgaven
54
New cards
l’achat
de aankoop
55
New cards
les ressources
de inkomsten
56
New cards
la moitié
de helft
57
New cards
en revanche
integendeel
58
New cards
désormais
voortaan
59
New cards
chaque
elke
60
New cards
arriver à
slagen in
61
New cards
En quoi consistent tes revenus?
Waaruit bestaan jouw inkomsten?
62
New cards
Que fais-tu de … ?
Wat doe jij met … ?
63
New cards
Pour mieux gérer mon argent, je fais …
Om mijn geld beter te beheren, doe ik …
64
New cards
Comment arrives-tu à … ?
Hoe slaag jij erin om te …
65
New cards
modifier
wijzigen
66
New cards
s’adapter à
zich aanpassen aan
67
New cards
rendre
maken
68
New cards
bouché
verstopt, vast
69
New cards
dense
dicht
70
New cards
fluide
stromend, vlot
71
New cards
le moyen
het middel
72
New cards
le déplacement
het vervoer
73
New cards
le chemin de fer
de spoorweg
74
New cards
sensible à
gevoelig voor
75
New cards
à l’échelle de
op de schaal van
76
New cards
l’outil
het gereedschap
77
New cards
à l’infini
tot in het oneindige
78
New cards
au bout de
aan het einde van
79
New cards
tel
zo, zo’n
80
New cards
faciliter
makkelijker maken
81
New cards
reposer sur
gebaseerd zijn op
82
New cards
le comportement
het gedrag
83
New cards
performant
efficiënt
84
New cards
innovant
vernieuwend
85
New cards
habituel
gebruikelijk
86
New cards
l’onde
de golf
87
New cards
le fil
de draad
88
New cards
circuler
rijden, stromen
89
New cards
suffire
voldoen
90
New cards
à travers
door … heen
91
New cards
le matériau
het materiaal
92
New cards
allumé
aan (apparaat)
93
New cards
éteint
uit (van apparaat)
94
New cards
éclairé
verlicht
95
New cards
l’écran
het scherm
96
New cards
effectuer
uitvoeren
97
New cards
sonner
rinkelen, bellen
98
New cards
étonner
verbazen
99
New cards
insérer
bij-/invoegen
100
New cards
permettre de
toestaan te